
Tom Ysebaert, journalist op de binnenlandredactie van De Standaard.
Vooruitgangsoptimisten leggen soms een aandoenlijk enthousiasme aan de dag. Nu verwachten ze alle heil van de zelfrijdende auto. Het algoritme zal een betere chauffeur zijn dan u en ik. Is nooit gestresseerd of moe of dronken. Je kunt die robotwagens collectief maken en permanent laten rondrijden als een soort publieke taxi. Er zullen minder wagens nodig zijn voor even veel verplaatsingen. Fantastisch toch? Als ze dan nog elektrisch rijden, kunnen ze het zonder schadelijke uitstoot.
De euforie doet me steevast denken aan deze slagzin: ‘we don’t need driverless cars, we need carless drivers’. We hebben geen auto’s zonder bestuurder nodig, wel bestuurders zonder auto. Het zal u niet verbazen dat het fervente etsers zijn die deze bood- schap gretig verspreiden. De boutade is even spitsvondig als waar.
Zo’n zelfrijdende auto is nog altijd een auto. Ook die zal in de le staan. Zal parkeerplaats innemen. Garages nodig hebben. Is het dat wat we willen in de stad of het dorp van de toekomst? Onze ste- den vertonen nog vaak hun middeleeuws patroon. Ze zijn compact, hebben een fijnmazig, kronkelig stratenplan. Twee keer raden wie zich daar het vlotst beweegt. De fiets natuurlijk.
De fiets bestaat al heel lang maar geen enkel ander vehikel verdient meer de titel ‘vervoermiddel van de toekomst’. Vink maar af. Zero uitstoot? Check. Iedereen meer doen bewegen? Check. Nul geluids- overlast? Check. Goedkoop? Reken maar van check. Komt aardig in de buurt van wat er op het verlanglijstje staat van een leefbare woonplek, niet? Dit was min of meer mijn slot- conclusie nadat ik zes maan- den lang speciaal correspondent ‘de Fiets’ was voor mijn krant, De Standaard. Het was de eerste keer dat een Vlaamse medium zoiets deed. We hadden het gevoel dat er een momentum was, dat de door- braak (of de terugkeer, zal de historicus claimen) van de ets als dagelijks vervoermiddel op handen is.
Vele tekenen sterkten me in dat gevoel. De opmars van de (snelle) elektrisch fiets, de aanleg van fietsostrades, statistieken die aantonen dat er steeds meer mensen de tweewieler nemen naar het werk. Tegelijk was er de scepsis. Die zag ik bij vrienden en collega’s die het onderwerp niet ernstig namen en me meewarig de vraag stelden ‘of er daar nu zoveel over te vertellen valt’. (Jazeker, ik heb tot mijn spijt nog een pak onderwerpen onbehandeld moeten laten). Ik sprak ook nuchtere experts die de verwachtingen temperen met verhalen over de onwrikbare status van bedrijfswagens, over de zwakke
schakels in de keten-verplaatsingen of over bange ouders en achterbankkinderen. Maar het meeste wat me trof waren de talloze reacties van lezers. Meestal overtuigde fietsers. Of moet ik ze vechters tegen de bierkaai noemen? Zij die dagelijks de tegenwind trotseren. Letterlijk maar jam- mer genoeg ook te vaak figuurlijk. De slechte of afwezige infrastructuur, de onoplettende of ronduit agressieve autobestuurders, onwillige werkgevers, grillige verkeersregels. ‘Ik doe het, al ben ik telkens dankbaar dat ik het overleef,’ formuleerde een van hen het. Op straffe van dramatisch te klinken: het is goed dat deze dapperen er zijn.
Tom Ysebaert (1967) is journalist op de binnenlandredactie van De Standaard. Hij schrijft over uiteenlopende thema’s zoals onderwijs, milieu en mobiliteit. Van maart tot september 2017 was hij correspondent De Fiets: www.standaard.be/tag/correspondent-de-fiets